Lieve Desmet

"de naald van het kompas wijst nog als je het uit handen geeft. Op de kale plek groeit straks weer gras"

Uit “Op een tuinbank” – Bundel “In de wind staan”
Lieve Desmet – 2024

In de wind staan

In de wind staan

Leuven, P, 2024 – 64 p.

Tot we weer in het zeegat verdwijnen, staan we aangespoeld in de wind. Dat is het rake oogpunt van waaruit de nieuwe dichtbundel van Lieve Desmet is opgebouwd. Tot in de kleinste huizen van steden ontmoet deze maatschappelijk geëngageerde auteur mensen in hun zoektocht of diepe rouw. Haar kijk op de wereld waait door de kwetsbaarste uithoeken van het leven en mondt uit in moedige gedichten die transformeren en beklijven.

Met een plié in de benen wordt de verwonde wereld bezongen en bevraagd en nodigt deze poëzie ons uit tot een kleine revolutie. We zijn immers dijklopers die naar een horizon tasten.

recensies

Het hart en de riem
Ingeklemd tussen gedichten 'Haven' en 'Eerste zee' ligt de poëzie van Lieve Desmet (1959) voorwaardelijk voor anker. In In de wind staan onderzoekt ze waar een mens staat die zich herinnert, afscheid neemt en na verlies weer verder moet. ..Desmet ontleent haar poëzie aan concrete gebeurtenissen en omstandigheden, laat zich inspireren door beeldende kunst en de anonieme levens van hen die eenzaam stierven. De persoonlijke betrokkenheid die spreekt uit 'ik' en 'wij' leidt echter niet tot ik-gerichte poëzie, maar levert maatschappijbewuste gedichten op.... Desmet kiest haar woorden en beelden zeer secuur. Nergens wordt het larmoyant...haar lyrische ikken verkeren in een luwte waarin zij voorwaardelijk rouwen, waarna ze hun reis vervolgen. Desmet schreef een bundel waarin leed door middel van taal lichter wordt gemaakt, zonder concessies te doen aan de dichterlijke 'opdracht' die zij zichzelf stelde: uitdrukking geven aan maatschappelijke spanningen die vaak onder de radar blijven.

Liliane Waanders
De Poëziekrant
2025 - nr 1
Met de bundel ‘In de wind staan’ plooit het dichterschap van Lieve Desmet zich open in zijn volle draagwijdte. De trefzekerheid waarmee ze haar verzen moduleert, weet te overtuigen, zowel als het gaat om de gedichten apart als om de bedachte structuur die de samenhang ervan binnen het geheel van de bundel aanreikt.
Het prolooggedicht ‘Haven’ houdt de suggestie in van het zoeken naar de verte, het ‘tasten met verrekijkers naar een horizon’, in ‘Eerste zee’, het slotgedicht dat ook losstaand van de verschillende cycli een plaats krijgt in de bundel, komt het motief van het gemis dat concreet vorm krijgt in de afwezige moederfiguur, terug, ‘Mijn lichaam herkent de deining / in een moeder, mijn eerste zee.’. Er is de herkenning, het aanvoelen van de helende kracht van het water, maar even goed: ‘Er is geen eerste, geen laatste zee.’
Nogal wat gedichten in ‘In de wind staan’ gaan over verlies. Over de broer onder meer (‘Je missen is een koud feit’), over het verlies van de onschuld die n.a.v. ‘Operatie Kelk’ openbaar werd gemaakt (met hier een mooie allusie op Gezelles ‘Dien avond en die roze’: ‘Kon ik nog maar geloven in één avond / op een kamer met een roos: / taal die jou tot u verheft.’), over de verwijdering tussen moeder en kind (‘Er loopt een barst tussen ons’) .
Er zijn de herinneringen aan het gezin waarin ze is opgegroeid (‘wij leven ingekwartierd na twee oorlogen’ ), aan de oude meester die ooit ‘Maria Lecina’ voordroeg, maar nu in een zorgtent verder moet, aan de moeder die haar ooit de kleren aanpaste, maar ‘Hier sta ik, alleen de sleutel past. / Het huis is leeg. / Kon ik me nog maar maar één keer meegaand / neervlijen tussen al je plissés’).
Voor de dichter komt her erop aan voor zichzelf in haar verzen de plaatsen te creëren waar ze zich (weer) geborgen kan voelen. In de liefde onder meer voor de jij die aanwezig is en blijft in haar bestaan, ‘ik plakte nieuwe namen op mijn hartslag’, wetend: ‘Als ik nu eens niet zou omkijken, / zou zien hoe we samen duren.’ Voor even mag het zomeren in de gedichten (zie de titel van een ervan: ‘Het zomert’), er is altijd weer de ‘verwonde wereld’ die ze wil en moet bezingen, ‘om in dialoog te gaan met een dolgedraaide aarde’ Lieve Desmet wijdt indringende verzen aan het lot van vluchtelingen op die op zoek gaan naar een menswaardig bestaan (in ‘Het Nauw van Calais’ bijvoorbeeld, ‘ook aangespoeld stempelen we onze wonden af / op toeristenstranden in het nauw’), aan Sandra Dia en de Reuzegommers, (‘Wijs hen op de keuze vandaag / om mogen niet ijskoud af te studeren’).
Als tegengewicht fungeren dan de gedichten waarin aandacht wordt besteed aan de inzet van hen die een positief verschil willen maken, onder meer als het erom gaat de klimaatcrisis tegen te gaan (‘Kom tegenbeelden / we durven’), of aan de inzet van Sociaal Werkers (‘deze stiel is met huid en haar hoop schrijven, / samen op het scherp.’
In de slotcyclus van de bundel wordt dan weer gefocust op het definitieve afscheid dat de dood inhoudt. Het afscheid van de vader (‘zijn blauw gevlekte handen, schriftuur van de lang gevreesde gast’), afscheid van de moeder (‘Jouw mildheid wil ik erven’), en het alomvattend besef daarbij dat poëzie troost kan bieden, ‘Mijn woorden zijn worpen in het ongewisse, // (…) // mijn proberen is een vorm die ontstaat – ons / tot spelers maakt en vloeibaar.’, afscheid bij een eenzame uitvaart, ‘veertien dagen warden de luiken gesloten, / die van je ogen ook.’
‘In de wind staan’ is een bundel die de lezer niet onberoerd laat, zo open en eerlijk kijkt Lieve Desmet zichzelf en de haar omringende wereld in de ogen.
Jooris van Hulle
Uitgeverij P, 2024
In de wind staan, Een veertigtal gedichten over diepe rouw en de zoektocht van mensen om opnieuw op weg te gaan. Rake omschrijvingen maar eerst moeilijk te begrijpen. Herhaaldelijk proeven komt aan en verheldert. "Wij leven ingekwartierd na twee oorlogen”; “je missen is een koud feit”; “Ik kijk, ik lees wat je zwijgt en puur me uit,” “Mijn woorden zijn worpen in het ongewisse,” “Deze uitvaart is niet aan jou besteed…welkom thuis in het stofloos veld.” Titels als Rouwmuur, Bannelingen, Blinde muren geven iets van de inhoud prijs. Vlaamse auteur. Haar vierde poëziebundel. Schrijft ook voor De Eenzame uitvaart. Moeilijke maar verrassende dichter.

Kunsttijdschrift Vlaanderen
NBD Biblion
Op de zijflap van de bundel staat: ‘Tot we weer in het zeegat verdwijnen, staan we aangespoeld in de wind.’ Dit verklaart voor een groot deel de titel van de bundel. De wind kan soms hard en snijdend zijn, maar ook troostend en weemoedig.
Lieve Desmet begint elke gedichtenafdeling origineel met een citaat. Ze excelleert als dichter wanneer ze persoonlijke gedichten schrijft en ze graaft diep met haar poëzie. In de kleine reeks ‘Da capo’, een muziekterm die ‘vanaf het begin’ betekent, krijgen we soms sombere gedichten die wellicht een moederfiguur omschrijven: ‘Er loopt een barst tussen ons, / ze kronkelt sinds de knip als een navelstreng.’ (Uit ‘Afgestaan I’). De woordenschat van Desmet is opmerkelijk breed en diep. De beelden in de gedichten vragen meerdere lezingen, ze kunnen menselijk veel duiden. De poëzie omvat prachtig de zwaarte. Dit wordt duidelijk in het volgende fragment: ‘We sloegen een hoek om / tot je schaduw zich over de grens wierp. / Ik zag trekvogels een ruggengraat schilderen in de lucht, / ze vlogen over het tijdloze zwembadwater.’ (Uit ‘Schijn’).
De boeiende citaten bij het begin van de afdelingen, zijn altijd richtinggevend, zoals bijvoorbeeld: ‘Herinneringen zijn geen foto’s maar aquarellen’ (Lana Bastašić). De dichter is in deze bundel duidelijk een mensendichter. De persoonlijke invalshoeken zijn van groot belang, en zijn ook gelaagd. Wanneer over dingen en uitzichten wordt gesproken, dienen ze als omkadering voor het gevoel van de mensen.
Desmet onderzoekt eveneens haar kindertijd. Dit wordt duidelijk in ‘Op de schommel’. De moeder en de grootmoeder krijgen een grote rol toebedeeld in de bundel. Tijd en geschiedenis krijgen woorden.

Tom Veys
Meander Magazine - 17 feb 2025