Grootmoeder
Grootmoeder stopt de gaten van haar tijd.
Ze aait rimpels uit gewassen
sokken, zet de sloffen op een rij.
In de schaduw van het huis
zingt ze een lied
over afgeknipte vleugels, over
haar gesneuvelde zoon.
Er ging een legioen aan haar voorbij.
Ze schouwde de gelijke tred.
Grootmoeder herneemt alle strofen,
ze moet verslijten
tot op de draad.
Uit Een kat in een vreemd pakhuis, Vita, 1993